Puntuit ” De boeken van Herman zijn het leukst”

Boeken lézen is voor sommige jongeren niet genoeg. Schrijven, dat willen ze. Neem Herman Wilbrink (17) uit Apeldoorn. Schriften vol verhalen liggen boven op zijn kamer. Nu nog publiceren.

Zestien zijn het er in totaal. Zestien schriften met kinderverhalen, die hij in drie jaar tijd heeft geschreven.

In 2006 kreeg Herman de ziekte van Pfeiffer. Dat betekende: rusten, rusten en nog eens rusten. „Ik verveelde me. In het begin las ik heel veel. Toen dacht ik: wat die schrijvers kunnen, lukt mij misschien ook wel.”

Herman begon te pennen of zijn leven ervan afhing. In slechts twee dagen voltooide hij zijn eerste kinderboek. Het tweede en derde volgden een week later. „Het schrijven beviel me wel”, zegt hij met een grijns.

De boeken zijn vooral spannend; die vindt hij het leukst om te schrijven. Inspiratie krijgt hij door dingen die hij zelf meemaakt. Zo werkt hij bij een oude vrouw in huis. Toen hij daar de kelder op moest ruimen, kwam hij op het idee een onderaardse gang in zijn verhaal te verwerken.

Kritiek

Herman test zijn boeken op verschillende proeflezers. Zijn eigen broertje bijvoorbeeld, die helemaal weg is van zijn boeken. „Hij schreef een keer: De boeken van Herman zijn het leukst.”

Ook stuurt Herman zijn boeken naar een professionele schrijver als Bert Wiersema. Van hem krijgt hij soms stevige kritiek. „In het begin vond ik dat vervelend. Maar hij benoemt gelukkig ook de positieve dingen. En ik leer ervan.”

In 2008 trok Herman de stoute schoenen aan en stuurde hij één van zijn boeken naar uitgeverij De Banier. Een domper: die wilde het niet publiceren.

Herman was echter niet voor één gat te vangen. In 2009 probeerde hij het nog eens, nu bij Uitgeverij Mes. Daar ligt zijn verhaal nog steeds. „Ze zeiden: Het is een goed verhaal, alleen moet je wel op je spelling letten.”

Of en wanneer zijn boek gepubliceerd wordt, weet hij niet. Hij hoopt dat het er binnenkort van komt. „Ik denk dat het best kan gebeuren, omdat Uitgeverij Mes perspectief in me ziet. Aan de andere kant: Er zijn zoveel goede schrijvers. Pas ik daar wel tussen? Ik hoop het wel.”

tekst Jacomijn Hoekman, beeld RD, Anton Dommerholt

Fragment uit een boek van Herman:

Via een ladder komt hij beneden. De man is al verdwenen. Aan het plafond hangen wat lampjes, die peertjes worden genoemd, die het vertrek in een angstig licht zetten. Even blijft Erik staan. Waar zal die man zijn? Dan ziet hij hem in de verte lopen. Erik rent verder. Zijn voetstappen weerkaatsen tegen de betonnen wanden. Dit is een gang! flitst het door hem heen.

Plotseling blijft hij staan. Er klinkt een brommend geluid; de man is op een brommer gesprongen! Dan bedenkt Erik zich niet meer. Hij haalt de veiligheidspal van het pistool. Zal hij het doen? Waarom niet? Pas geleden heeft hij bij een vriendje met een buks geschoten. En dat lukte ook. Maar dit is anders. Nou ja, niet aan denken. Een schot klinkt, een kogel jankt door de gang. Het echoot nog een paar keer hard na. Het lijkt wel of er een kist dynamiet in de gang wordt afgestoken. Mis! Of is het toch raak? Weer drukt hij af. Weer echoot het geluid. Hij ziet de brommer met de achterkant schuiven. Hij hoort de man vloeken. Dan valt de man met de brommer! Het geluid van het schot sterft langzaam weg.

Opeens is er een gek rommelend geluid. Dan een grote explosie. De grond trilt ervan!

Van schrik laat Erik het wapen uit zijn handen vallen. Het ding klettert op de betonnen vloer.

Aan de andere kant van de gang ziet hij door het licht, dat de peertjes verspreiden, allemaal stukken steen vliegen. Opeens klinkt er een akelige kreet. Het geluid is doordringend.

Nu schrikt Erik nog harder, hij zou wel weg willen lopen maar het lijkt alsof hij aan de grond staat vast genageld.

Dan klinkt er weer een knal en weer een kreet.

Erik ziet dat de man in elkaar zakt. De brommer valt bovenop hem. Nog meer stukken steen vallen naar beneden.

Wat is dit voor een griezelgang?

Dan klinkt er een stem van iemand die in nood is, “Help! Help!”

Natuurlijk, die man ligt onder de brommer. Maar waarom klautert hij er niet onder uit? Zal hij hem helpen? Het is zijn vijand. Maar in de Bijbel staat toch dat je je vijanden lief moet hebben. Wat zou de Heere Jezus gedaan hebben?

Helpen natuurlijk!

Erik bedenkt zich niet langer. Hij rent op de man toe, die kreunend onder de brommer ligt, wazig kijkt de man hem aan. Met alle macht trekt hij aan de brommer. Maar er is geen beweging in te krijgen. Hoe zou dat komen? Door de spanning van de afgelopen uren is bijna alle kracht uit hem weggetrokken en hij heeft vannacht ook niet geslapen en is daardoor erg vermoeid, maar door de spanning kan dat toch niet komen? Nog eens trekt hij aan de brommer. Maar er gebeurt nog steeds niets.

Hij moet snel zijn want in de verte begint de gang al in te storten. En dan zullen ze allebei omkomen.

Dan welt er, terwijl hij nog steeds probeert de man te bevrijden, een gebed op tot God. ‘Heere, help mij, maar ook deze man.’

Weer trekt hij aan de brommer. Nog niets. De tranen schieten hem in de ogen. Moet hij deze man dan aan zijn lot overlaten?

Hij knielt bij het hoofd van de man neer. Met droge ogen kijkt hij Erik aan. “Trek aan mij. Aan mij,” lispelt de man. Zweet loopt over het voorhoofd van de man. Erik’s ogen schieten naar de benen van de man, de broekspijpen van de man kleuren rood. Hij zal toch niet in het been van de man geschoten hebben?

Erik pakt de man onder zijn oksels en trekt uit alle macht. Tot zijn grote opluchting komt er iets beweging in de man. Dan valt er een groot blok steen. Dit keer vlak naast Erik. Stofwolken stuiven op, de bodem dreunt.

http://www.puntuit.nl/nieuws/binnenland/de_boeken_van_herman_zijn_het_leukst_met_fragment_1_560701?action=quote&commentId=19.89074